U hebt mijn oren voor u geopend
11-09-2015 | Overdenkingen
Ik realiseerde mezelf niet hoe schuldig ik was aan het hebben van vervuilde oren totdat ik op reis was om te spreken op de Britse eilanden. Mijn zoon Gary en ik werden naar het evenement gereden door een voorganger die vriendelijk vroeg hoe onze samenkomsten zijn geweest. Toen ik antwoord wou geven onderbrak hij me om over zijn eigen prediking te vertellen. Dit is meerdere keren gebeurt, en iedere keer wou hij me overtreffen met een nog grotere menigte of omdat hij nog meer landen had bezocht dan mij.
Uiteindelijk besloot ik maar gewoon m'n mond te houden en hem aan het woord te laten. Op een bepaald moment keek ik naar Gary en rolde ik met m'n ogen denkende "Wat een opschepperige man, hij blijft maar praten".
Op dat moment kreeg ik een duwtje van de Heilige Geest die tegen me fluisterde: "Denk eens na over waarom je nu zo opgewonden raakt David. Is het omdat deze man niet naar je wil luisteren? Wil jij liever spreken? En nu je al zijn verhalen hoor wil je liever opscheppen over je eigen bediening? Je bent misschien opgehouden met spreken, maar je hebt een opschepperige geest in je hart".
En nog erger, ik had mijn mond verontreinigd. Ik heb niets vreselijks gezegd over deze man. Sterker nog, ik had geen enkel woord over hem uitgesproken. Maar slechts met het rollen van mijn ogen had ik hem tegenover mijn zoon belasterd.
Ik kan spreken over heiligheid, ik kan de zonden van de samenleving blootleggen en ik kan spreken over de overwinning van het Nieuwe Verbond. Maar als ik het toesta dat mijn oren vervuild raken - wanneer ik een ander persoon buitensluit door me op mijn eigen belangen te richten, wanneer ik niet met respect naar hem kan luisteren - dan stroomt het leven van Christus niet door mij. Ik leidt dan niet langer meer een leven die mijn Heer behaagd en ik draag dan ook niet de vruchten van Zijn arbeid.
"God, de HEER, heeft mijn oren geopend en ik heb geen verzet geboden, ik ben niet teruggedeinsd" (Jesaja 50:5)
"U hebt mijn oren voor u geopend" (Psalm 40:7)